Indische mythe

30
Draupadi’s huwelijksaanzoek.

 

“Ga naar het tornooi waar om Draupadi’s hand gestreden zal worden, vermom je als priester en zie wat er gebeurt,” adviseerde Dhaumya. ‘Als zij geschapen is om Arjuna’s bruid te worden, dan kan niets in de wereld dat tegenhouden.’

De Pandava’s volgden Dhaumya naar Draupadi’s hof. Omdat ze zich voordeden als priesters, konden ze niet deelnemen aan het tornooi. Ze zaten in het paviljoen dat voor de wijzen, asceten en priesters bedoeld was en ze zagen hoe de heersende strijders het tegen elkaar opnamen.

Aan alle deelnemers werd gevraagd een boog op te spannen en het oog van een vis te raken die boven op een dak op een ronddraaiend rad gebonden was en waarvan je, als je op hem richtte, steeds zijn weerkaatsing zag in een olievat. Een moeilijke stunt, een die  – daarvan was iedereen overtuigd – Arjuna zou gekund hebben, als die nog leefde.

Vele schutters uit de omgeving van Bharata-Varsha kwamen en waagden hun kans. Sommigen konden niet eens de grote boog opspannen. Anderen vielen in het olievat terwijl ze probeerden naar de weerkaatsing van de vis te kijken. De overigen schoten hun boog in elke richting behalve in het oog van de vis.

Duryodhana nam niet deel aan het tornooi, hij was al getrouwd met Bhanumati, de prinses van Kalinga, en hij had haar beloofd dat hij nooit met een andere vrouw zou trouwen. Dus zond hij zijn vriend Karna, in ruil.

Toen Karna aan beurt was, stond Draupadi op en zei: ‘Nee, de zoon van een wagenmenner kan niet dingen naar mijn hand.’ Publiekelijk vernederd, trok Karna zich terug.

Toen alle heersende strijders hun kans hadden gewaagd en hadden gefaald, nodigde Draupadi de priesters uit om deel te nemen. Arjuna stond onmiddellijk op, nam de boog, zag de weerkaatsing van het vissenoog op het draaiende rad en loste zijn pijl. De pijl raakte zijn doel en het publiek juichte. Iedereen was verbaasd dat een priester kon waar een heerser niet in slaagde.

Enkele van de verzamelde strijders probeerden Arjuna ervan te weerhouden Draupadi op te eisen als zijn prijs, maar ze deden een stap terug toen ze zagen dat de priester die de boog hanteerde de bescherming genoot van zijn vier extreem sterke broers.

 

31.
De alledaagse vrouw.

‘Kijk wat ik gewonnen heb op het tornooi, moeder,’ zei Arjuna.

Zonder zich om te draaien, antwoordde Kunti: ‘Wat het ook is, je deelt het eerlijk met je broers.'
‘Maar het is een vrouw’, zei Arjuna.
Kunti draaide zich om en zag naast Arjuna de schoonheid Draupadi staan. Ze merkte ook op dat al haar jongens zich tot haar aangetrokken voelden. Bang dat deze vrouw de eensgezindheid van haar zonen zou verstoren zei ze: ‘Ik neem mijn woorden niet terug. Als jullie werkelijk mijn zonen zijn, doe dan wat ik zei. Volgens de dharma is het toegestaan.’
(...)

 

bron: Devdutt, P. (2010). Jaya, an illustrated retelling of the Mahabaratha. New Delhi: Pinguin Books India.

vertaling: Veerle Demuynck