Herman de Coninck (1944-1997)
Er is geen dichtbundel geschreven of er staat een prijs naast.
En toch is dat niet waarom H. de Coninck zoveel jeugdigheid in mij heeft beroerd.
Is het die kinderlijke onschuld, die naïeve directheid waarmee hij de wereld recht in het gelaat keek?
Oprichter en eenmansredacteur van het NWT (Nieuw Wereld Tijdschrift) was hij. Vader van een literair blad dat liever hip en glossy was geweest.
Ik was een van die vele studenten die een abonnement had. En toen ik er na enkele jaren mee ophield mocht ook ik meermaals briefjes ontvangen: "Geachte ex-abonnee, ik wil een beroep doen op uw plichtsgevoel. (...) (Geens, 2013)
H. de Coninck schreef mensen persoonlijk aan en misschien daarom dat we ons als jong publiek ook aangesproken voelden. Het gebeurde allemaal in een eenvoud die ook door zijn gedichten waart.
Vandaag lees ik over hem: "De man die zijn volk poëzie leerde lezen."
In opvolging van Hendrik Conscience kan dit tellen. En wie zou dit weerleggen?
De poëzie van Herman de Coninck wordt omschreven als 'nieuw-realistisch', ze vraagt niet om complexe structuren. Als dichter reflecteert hij met ogenschijnlijk doorzichtige maar welgekozen woorden. Het is Herman de Coninck zelf die dit het beste toelicht.
In zijn eerste bundel 'De Lenige Liefde' (1969) beschrijft hij het zo:
4.
Zoëven kwam ik de werkelijkheid tegen
en ze zei: ‘Dag, en wie ben jij?’
‘Ik,’ zei ik, ‘kan dat?’
‘Bij mij wel,’ zei ze.
Ik wilde wel van haar houden,
en toch, ze was zo gewoon,
maar ze zei: ‘Natuurlijk. Kijk,
de velden hebben geen nevel meer nodig
om te slapen
en wij geen verliefdheid om te beminnen.’
En toen moest ik lachen.
‘Je bent dan toch nog een poëtische
werkelijkheid,’ zei ik. En zij:
‘Ja, natuurlijk, wat had je dan gedacht?’
En ik bekeek haar lang, en dacht:
‘Nu komt de zomer in het land
en veel beelden in mijn gedicht.
Ik wil de taal dynamiteren tot een
gebeurtenis waar veel mensen
naar komen kijken.’
‘Ja, doe dat,’ zei ze.
En zo gebeurde. Vele mensen kwamen, lazen en apprecieerden zijn werk.
De innige ervaringen die hij deelt met een kind, zijn kind en de warmte van een vrouw zijn vaak referentiepunten in zijn werk. Zijn persoonlijke levenspad heeft hier sporen nagelaten (zijn eerste vrouw stierf in een auto-ongeluk, zijn tweede huwelijk liep op de klippen, zijn derde huwelijk was met schrijfster Kristien Hemmerechts en vijf jaar later was hij dood. Laura is de dochter uit zijn tweede huwelijk).
Ondanks de privévervlechting in zijn schrijven zijn deze levensaders zo eerlijk en ontwapenend benaderd dat het individu H. de Coninck met rasse schreden wordt voorbijgestoken door een poëzie die een breed publiek raakt.
H.de Coninck was niet alleen dichter hij was essayist, journalist, tijdschriftuitgever en voltijds ‘literaire figuur.' (Schrijversgewijs, 2014)
Piet Piryns blikt terug op hun vriendschap en het schrijverschap dat ze samen deelden. Ze waren collega's bij het tijdschrift Humo, en beide auteur voor het NWT . Als hij nu uitpluist welke stukken door H. de Coninck geschreven zijn dan omschrijft hij ze als "rustige, gregoriaanse gedachten over andermans ijdele onrust" (Geens, 2013)
Die ijdelheid toch. De dichtbundel en tirade 'Ter ere van de goedertieren maan", kies ik er graag bijzonder uit. Voor wie het vandaag nog een thema zou zijn: een korte toelichting over Pulitzerprijswinnares 'Edna St. Vincent Millay'. Zij was vrouw en dichteres eind 19de - begin 20ste eeuw. Ten onrechte werden haar teksten door de eerste emancipatiegolf gebruikt. Edna St. Vincent Millay was hier niet gelukkig om. Ze was op zoek naar 'bevrijding' en 'ruimte voor beleving', niet naar 'barricade'.
Krachtig is de wijze waarop H.de Coninck deze vrouwelijke gedichten vertaalt. Zijn uitgekiend en uitgepuurd eenvoudig taalgebruik naast een krachtige boodschap van een sterk in zichzelf verankerde vrouw levert Poëzie op.
3.
Deze deur zou je nooit openen, en toch heb je het gedaan.
Kom nu maar binnen, kijk maar, niks hier aan de hand.
Je treft hier geen verborgen schatten aan,
geen heksenketel en geen spiegel-aan-de-wand
die zegt dat ik de mooiste ben van het hele land;
geen vrouwenhoofd door een of andere reus
ooit afgehakt. Een kamer slechts, beneden jouw stand,
vol spinnenwebben, erg onluxueus.
En toch was dit het enige uit mijn hele leven
dat ik je nooit of te nimmer prijs wou geven.
Een kamer voor die twee - drie dromen
waar jij nu eenmaal buiten stond. Die je mij hebt ontnomen.
Laat je dus nooit meer zien. Verrek.
Dit is van jou. Ik zoek een andere plek.
22 mei 1997, zat ik op mijn kot te eten toen 'het nieuws van één' wist te melden dat 'H. de Coninck zopas gestorven was in Lissabon.' Hup als een gek naar school. Bart Vonck, van wie ik toen les had, wilde me eerst niet geloven, internet stond nog in zijn kinderschoenen, gsm was toen nog 'pretentieus' en dus zaten we aan de radio te wachten op het volgende bericht. Het was een dichterlijke dood in Pessoa's habitat, op weg naar een literair congres, tussen Anne Enquist en Hugo Claus in.
Herman was bekend, bezield en blies een frisse adem door literatuur. Als jonge student moesten we wel van hem houden.
Voor de bespreking van het gedicht: ga langs 'menu'.
bron:
de Coninck, H. (1998). De gedichten. Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers.
Geens, B. (2013, januari 31). Herman de Coninck. Opgeroepen op april 4, 2014, van https://www.hermandeconinck.be/hermandeconinck.php
Schrijversgewijs. (2014). Herman de Coninck. Opgeroepen op aoril 5, 2014, van WWW.schrijversgewijs.be: https://schrijversgewijs.be/schrijvers/de-coninck-herman/