De engelenmaker

De Engelenmaker - Stefan Brijs.

Een menselijke cel staat op de cover. Victor Hoppe, fertiliteitspecialist, heeft op eigen houtje 3 kinderen gekloond: Michaël, Gabriël en Rafaël. Engelennamen heeft Victor ze gegeven. De titel is een verwijzing naar Victor Hoppe, naar het goddelijke en naar de maakbaarheid van een mens, letterlijk dan. Hoever mag de wetenschap gaan?
De link met het schaap Dolly is snel gemaakt. In 2003 sterft het gekloonde schaap, in 2005 verschijnt het boek 'De Engelenmaker'. In de jaren 80 stonden de kranten bol van berichten over 6-lingen die werden geboren na een vruchtbaarheidsbehandeling. Het was berichtgeving die toen huiskamers deed trillen, die politiek deed schreeuwen om regelgeving, die religie dwong tot stellingname. Je kan dus spreken over een historische wetenschapsroman die een recente geschiedenis behandelt, maar het boek kent ook horror door de onmenselijke manier waarop Hoppe zijn gedrag stelt. Dat dit werk intussen in tien talen vertaald is en dat binnenkort een vertaling in het Arabisch en het Mandarijns verschijnt, bevestigt dat het een thema is dat vele mensen raakt.

Stefan Brijs schrijft een kritiek op het katholieke geloofsysteem dat gebruik maakt van de onwetendheid bij het volk. Systemen die vanuit een zelfbehoud grip houden op een bevolking die zich voedt aan bijgeloof.  Tevens beschrijft Brijs het sociale controlesysteem dat is ingebouwd in de wetenschapswereld met als einddoel de ontrafeling van de waarheid.
Op het sociale spanningsveld tussen geloof en wetenschap concipieert Brijs als een auctoriële verteller, het hoofdpersonage Victor Hoppe die lijdt aan het syndroom van Asperger. Hoppe neemt wat hij ziet en hoort letterlijk in zich op en connecteert gebeurtenissen zakelijk aan elkaar. Van inleving en flexibiliteit is nauwelijks sprake. Maar hij beschikt over een enorme intelligentie. Fijntjes schrijft Brijs erbij dat in de jaren 40 toen Victor Hoppe geboren werd er nauwelijks kennis voorhanden was over deze vorm van autisme. Het geeft een verklaring aan het onvermogen van de mensen uit Hoppes omgeving die zich emotioneel uitsloven om Victor beter te begrijpen en om vat te krijgen op zijn pedante houding.  

Het boek is opgebouwd uit 3 delen. Deze simultaanvertelling zoomt telkens in op een ander aspect uit het leven van Hoppe. Dit maakt het boek tot een lijvig geheel.
Het eerste deel beschrijft in media res de aankomst van Victor Hoppe met 3 gekloonde kinderen op de achterbank, het eindigt met de dood van kinderjuffrouw Frau Maenhout. Dit deel kan je lezen als een zeer uitgebreide exposé waarin we kennis maken met het dorpse leven. Ondertussen krijgen we als lezer ook een terugverwijzing naar de eerste levensjaren van Victor in het tehuis voor zwakbegaafde kinderen. De zusters zien in de hazenlip en het stilzwijgen van Victor het bewijs voor wat zij een zwakke en duivelse aanleg noemen. Ondertussen lezen we hoe Juffrouw Maenhout de drie -toch wel raadselachtige- kinderen opvoedt en het huishouden van Hoppe probeert te besturen. Naast Victor Hoppe is zij allicht het meest dynamisch uitgewerkte personage in het gehele boek. Haar initiatieven ten gunste van de 3 kinderen plaatst het gezinsleven van familie Hoppe in contrast met een groter sociaal netwerk: het dorpsleven. Maar het is opvallend hoe de dorpelingen, Frau Maenhout incluis, alarmerende signalen naast zich neerleggen en Hoppe verdedigen. Veelal gebeurt dit uit mededogen of meer hypocriet: omdat ze zijn vernieuwend medisch inzicht niet willen verliezen. Vanuit haar verantwoordelijkheidsgevoel gaat mevrouw Maenhout uiteindelijk toch op zoek naar de waarheid. Dat wordt haar fataal. De auteur breekt het eerste deel bruusk af. Hij heeft de fond gelegd en liet voldoende gemarkeerde plaats- en tijdsaanduidingen na waarop hij later de verschillende levenslijnen van Victor Hoppe uitbouwt.

Het middendeel gaat dieper in op Victors jeugd en de relatie met zijn vader. De vaderfiguur is de antagonist in dit verhaal. Maar die rol lijkt te worden ingevuld door twee personages. Er is de biologische vader,die zich schuldig voelt en onmachtig over zijn gedrag. En er is God de Vader uit de Bijbel met wie Victor een oedipale strijd aangaat om hem te overwinnen en te worden zoals Hij.
De communicatie tussen biologische vader en zoon verloopt moeizaam. Verscheurd tussen zijn medisch-wetenschappelijke kennis en het bijgeloof van zijn religieuze vrouw, geeft deze man toe aan de adviezen van de lokale pastoor. Later ziet hij zijn fout in maar zijn persoonlijke onmacht om oprecht te zijn, zijn onbeheerste gevoelens en zijn schuldgevoel overheersen. De biologische vader pleegt zelfmoord, zoals Victor op het einde van het boek ook zal doen. Het is deze biologische vader die Victor inspireert om arts te worden, niet wetende dat Victor dit vanuit zijn opvoedingsbeginsel verbindt aan  zijn drang om te scheppen en zijn eerste bewust meegemaakte trauma te herstellen: de dood van een kind in het kindertehuis.
De antagonist is in dit verhaal een gespleten figuur. Voor de lezer is dit de biologische vader, voor Victor is dit God de Vader. Dit is een magistrale zet in het ontwerp van dit boek en het werkt mee aan de gelaagdheid ervan.

In het laatste deel wordt de meest brandende vraag eindelijk opgelost: Hoe kon het zover komen? Kon niemand Viktor dan tegenhouden? En gebeurt dit alles onder het goedkeurende oog van de wetenschap? Vertrouwen is in dit deel het sleutelwoord.
In zijn competitie met de Bijbel en zijn onmacht tot emotionele inleving, neemt Viktor risicovolle beslissingen en speelt hij met het vertrouwen van mensen. In zijn eigenaardige redeneringen en zijn half uitgesproken waarheden worden aanlokkelijke potenties gehoord. Viktor krijgt het vertrouwen van de universiteit die hoopt op roem en het vertrouwen van een lesbisch koppel dat verlangt naar een kind. Als Victor Hoppe uiteindelijk alle krediet verliest, vlucht hij weg met zijn buit: v1, v2, v3 geschapen naar zijn beeld en gelijkenis maar nog niet perfect.
Tritagonist Rex Cremer zet de deur naar alle mogelijkheden open. Maar wanneer Cremers persoonlijke carrière als stafarts aan de universiteit in het gedrang komt, breekt hij met Hoppe. Zelfbehoud haalt het in eerste instantie, maar zijn nieuwsgierigheid haalt hem later in.
Vele motieven in het boek zijn Bijbels van aard. Abstracte thema's als 'goed en kwaad' en 'de schuldvraag' worden naar voor geschoven. Aan hand van Bijbelse citaten eigent Victor zich het recht toe leven te geven maar ook leven te nemen. Steeds meer identificeert hij zich met Jezus. Bij zijn zelfgecreëerde kruisdood heeft hij  halflange haren en kunstmatig aangebrachte stigmata in de zij en aan de handen.
Op cruciale momenten laat het drielandenpunt zich als verhaalmotief zien. Een landsgrens is niet meer dan een afspraak maar tegelijkertijd is het in dit boek ook de plek waar Hoppe een grens in zichzelf heeft overgestoken: kort na zijn bezoek aan het drielandenpunt heeft Victor zich voor het eerst vereenzelvigd met Jezus. Ieder personage dat te diep in het leven van Hoppe binnendringt en in contact komt met de verdoken realiteit uit Hoppes leven, bezoekt ook nog een maal het drielandenpunt om daarna te sterven. Dit gebeurt ook met Rex Cremer die als hij het leven van Hoppe inwandelt het meesterschap over zichzelf verliest. Als hij de kadavers van de drie gekloonde kinderen op sterk water ziet staan en dus ook de restanten van de waarheid ziet, vervalt hij in instinctief gedrag. Na zijn dood zijn alle sporen voor de buitenwereld uitgewist. Victor is op dat moment al aan de voorbereidingen bezig voor zijn eigen kruisdood.

Eli Eli Lama Sabachtani.
Vervolgd door de wetenschap en verlaten door iedere vaderfiguur, sterft Victor als zoon aan het kruis. Het is volbracht. Victor laat 1 zendeling na. V4 krijgt de Bijbelse naam Isaac mee, naar de tweede aartsvader. Het boek kent een gesloten einde en draagt de potentie van een nieuw begin.

In een enorme tijdversnelling lees je een mensenleven op enkele avonden uit.