Karakter
Karakter - F. Bordewijk
"Ferdinand, welk een eer valt je de beurt als er een literaire prijs naar jou wordt genoemd?"
Ferdinand Bordewijk schreef in 1938 Karakter. Hoewel het boek geen aparte bekroning ontving (Bordewijk kreeg o.a. de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre) kwam het regelmatig in de publieke belangstelling. De miniserie "Karakter" uit 1971 (regie: Walter Van Kamp) en de Bioscoopfilm uit 1991 (regie: Mike Van Diem) brachten het boek telkens weer onder de aandacht.
Het eerste wat me opviel toen ik het las, was de zakelijke schrijfstijl. De gevoelswereld van de personages wordt literair omschreven zonder emotioneel te verglijden. De meesten onder hen zijn statisch enkel het hoofdpersonage maakt een trage maar ook doortastende ontwikkeling mee. Dit onnatuurlijke gegeven zorgt onder meer voor de continue afstand tussen de lezer en het verhaal. Sommige personages worden sterk omlijnd in beeld gebracht en krijgen speaking names met als opvallendste figuur: Dreverhaven (een genadeloos en gedreven deurwaarder). Aan hand van de personages en de functie die ze uitvoeren wordt de sociale ruimte omschreven: een klassenmaatschappij in de jaren 30 die sterk omlijnd in beeld is gebracht. De onrust van de onderste klasse waar het revolutionaire gedachtegoed woekert met op de achtergrond de naderende oorlog staat in contrast met de ordening in het advocatenkantoor waar ieder zijn vaste plaats kent. Het sociale milieu van de personages kan je situeren in deze twee uitersten. J.W. Katadreuffe loopt als enige de trap ertussen op en af. Zelf bezit hij hooguit een slaaphok of een zolderkamer waarin niet meer dan een bed en een paar studieboeken staan. Dat karakteriseert hem. Via studie bouwt J.W. Katadreuffe een nieuw soort toekomst op voor zichzelf. Daarvoor moest hij eerst een misstap begaan: het faillissement van een kleine handelszaak. Het brengt hem in contact met de advocatuur. Het spanningsveld dat tussen zijn droom en zijn sociale achtergrond staat, vormt de motor in dit verhaal met als antagonist: zijn vader Dreverhaven.
Het auctoriële vertelstandpunt stelt de schrijver in staat een beeld te schetsen over het geboortelot van J.W. Katadreuffe. Als jonge twintiger kent hij zijn vader niet, maar toch wordt Katadreuffe aangetrokken tot de advocatuur. Hij zal ontdekken dat hij over een knappe studieknobbel beschikt, allicht geërfd. Nochtans zal Dreverhaven hem tegenwerken zoals hij gedreven iedereen tegenwerkt en uit is op gezag en aanzien dat teert op de angst van de onderdrukten. Het is met zijn scherpe geest dat J.W. Katadreuffe zich weet te bevrijden: hij maakt zich meester van zijn woede en door helder te blijven, weet hij strategisch de plannen van zijn vader, de woekeraar, te omzeilen. Zijn moeder is begiftigd met een oog voor esthetiek. Het is haar trots die haar elk aanbod van Dreverhaven, ook als dat zuiver financieel is, doet afslaan. Zo blijft ze in de armoede leven en werkt ze zuiver met haar talenten. J.W. Katadreuffe buigt deze trotse houding om tot een vorm van eigenwaarde die maatschappelijk erkend wordt. Net als zijn vader is J.W. Katadreuffe gedreven. Hij is vasthoudend in zijn opdracht en ontziet hierin vooral zichzelf niet. Pas als hij zijn diploma's op zak heeft en zijn nieuwe positie in de maatschappij heeft verworven, zal hij beseffen dat hij naast studie ook sociale vaardigheden zal moeten ontwikkelen om vlot contacten te leggen, relaties te onderhouden en 'aanzien' te verwerven in zijn nieuwe functie.
Er was geen verwondering toen ik las dat er enige gelijkenis is tussen de auteur van het boek en het hoofdpersonage J.W. Katadreuffe. Bordewijk studeerde eveneens rechten in Leiden en ging vervolgens werken op een advocatenkantoor in Rotterdam. Deze kennis zal allicht het realistische karakter van het boek mee bepaald hebben.
De abstracte auteur in het boek kiest ervoor om naast het klassenverschil en de persoonlijke drang van Katadreuffe om zich hogerop te werken, de vriendschap als overstijgende boodschap mee te geven. Er is kameraad Jan Maan en bourgeois Katadreuffe die de opkomst van 'De Partij' beleven. Ze zijn in staat om voorbij het ideologische verschil elkaars vriendschap op te zoeken.
Er is het opvallende gesprek tussen Gankelaar en juffrouw Kalvelage die de tijdsgeest zo scherp stelt en de appreciatie voor Katadreuffe als persoon doet blijken:
"-[...]Er is maar één Europa: West-Europa. Dat komt door het blonde ras. Het is merkwaardig dat een bepaald pigment van haar, huid en regenboogvlies zo een superioriteit kan scheppen, maar we staan voor de feiten.
-West-Europa wil ik nog aannemen, maar in het laatste bent u absoluut onjuist [...] En ik vraag u alleen: denk eens aan Katadreuffe.
- [...] Ja, die is superieur."
Het verhaal is overwegend chronologisch opgebouwd. Het vangt aan bij de geboorte van J.W. Katadreuffe, met een korte flashback wordt er ingezoomd op zijn conceptie en voor het overige volgt de vertelde tijd zijn levensjaren van kleuter tot volwassen man. De lezer leest de samenvatting van zijn levensverhaal. Op het einde van het boek heeft Katadreuffe zijn doel bereikt: J.W. Katadreuffe heeft zijn nieuwe positie verworven, de relatie met zijn vader kapt hij in stukken, zijn moeder sterft weldra.
Tot slot:
De aanduiding van de hoofdstukken hebben een bijzonder kenmerk: titels herhalen zich. Ze zijn zakelijk beschrijvend en geven de lezer informatie over het centrale onderwerp dat behandeld wordt in dat deel. Zo kom je de titel "Jeugd" twee maal na elkaar tegen. "Katadreuffe en Dreverhaven" lees je vier maal in het boek.
De cover is ronduit lelijk en heeft de eigenschappen van een anachronisme. Als de symboliek van een trap of in dit geval een roltrap wordt gebruikt, mag het op zijn minst een authentieker beeld opleveren, zoals bijvoorbeeld de roltrap van de St.Annatunnel (1933, Emiel Van Averbeke).
De symbolische keuze kan je terugbrengen naar de klassenmaatschappij die is omschreven in het boek. Een klassenmaatschappij is de enige maatschappijvorm waarin mensen, mits enige inspanning, kunnen klimmen of dalen. Daarin verschilt deze van de standenmaatschappij en de kastenmaatschappij, maar het vraagt karakter om die weg te bewandelen. J.W. Katadreuffe kreeg hiervoor alle kansen van zijn ouders mee, hoe onlogisch dit ook mag lijken. In die context kan je dan ook het citaat vooraan het boek lezen: "A sadder and a wiser man // He rose the morrow morn" (Samuel Coleridge).
Vandaag wordt de "F.Bordewijkprijs" uitgereikt aan de schrijver van het beste Nederlandstalige prozaboek.
St.Annatunnel (1933, arch. Emiel Van Averbeke)